Roadtrip USA, part IX: everything is bigger

Bakersfield was een hellhole. Echt niks aan (voor zover onze beoordeling kon reiken want we waren er maar één nacht). We waren dus blij toen we de volgende dag weer naar het noorden konden vertrekken, want daar lag Yosemite National Park op ons te wachten, volgens velen het mooiste nationale park van allemaal. We reden een drietal uur door een landbouwlandschap met vooral veel fruitbomen. De weg en het landschap veranderden toen we de zuidrand van Yosemite bereikten: heuvels begonnen steeds meer bergen te worden, bedekt met uitgestrekte bossen, en daartussen slingerde de weg zich naar boven. Evi probeerde in het spoor te blijven van een Landrover die een sticker van Yosemite droeg en voor ons dienst deed als “haas” op het kronkelige parcours, maar de bestuurster sneed de talloze bochten keer op keer aan met een gezwindheid alsof ze de weg dagelijks vijf keer aflegde. Het was met klamme handjes dat ze de oprit van een winkel opdraaide om water te kopen.

Dat we Yosemite ongebruikelijk via het zuiden binnenreden gaf ons de mogelijkheid om een uitstapje te maken naar Mariposa Grove, in een zuidoostelijke hoek van het park. Een “grove” is zogezegd een plek waar “redwoods” groeien, gigantisch bomen met roodachtige stammen waarvan de giant sequoia de meest bekende is. “Gigantisch” is zelfs een understatement, zo bleek toen we de parkeerplaats opreden die zich als een lus om een enorme boom krulde waarvan de stam een omtrek had van minstens 15m. Wikipedia geeft enkele interessante weetjes over deze bomen: de Sequoiadendron Giganteum is samen met de Sequoia Sempervirens (alias Coast Redwood) de grootste boomsoort op aarde. Je vindt ze uitsluitend langs de westkust van de VS, en in het geval van de Giant Sequoia: op de westflanken van de Sierra Nevada. De hoogste boom meet 115m (een Coast Redwood). De hoogste Giant Sequoia is 95m hoog. Om verder te gaan over Giant Sequoia’s: ze worden gemiddeld 50 tot 85 meter hoog en ze zijn ’s werelds grootste bomen gemeten naar volume hout. Een Sequoia weegt zoveel als 16 blauwe vinvissen en is daarmee één van de grootste levende organismen ter wereld. De oudste sequoia is 3500 jaar oud (!!!!). De bomen zijn resistent tegen vuur, maar in het park zagen we wel veel bomen die erdoor aangetast waren. Een deel van hun stam was zwartgeblakerd, maar de boom is zijn geheel te groot en het hout te massief om door het vuur verteerd te kunnen worden. De zwakheid van de sequoia? De wortels, die niet zo diep in de grond gaan, maar zich eerder uitspreiden zoals naaldbomen dat meestal doen. Vlakbij de parkeerplaats zagen we een boom die naar verluid 200 jaar geleden was omgevallen. Het ding lag er nog zo goed als intact bij, de wortels hoog in de lucht rijzend. De hoogste boom van Yosemite meet 75m. Wij hadden hier ter plekke geen weet van dus hielden we een wandelingetje tot de zogenaamde “Grizzly Giant“, de tweede boom van het park, en ‘slechts’ 64m hoog.

Na de verstikkende hitte van Death Valley was Yosemite opvallend “fris” in de zin dat de lucht er aangenaam naar naaldwoud rook en het er een aangenamere 35°C was. Nog steeds warm genoeg voor een picknick, dus kochten we één en ander in een winkeltje om daarmee aan de kant van de weg, naast het water op een bank te gaan zitten. Een groot gezin braadde vlees op de barbecue en ik overtrad met plezier de wet door in het openbaar een blik bier open te trekken. In alle opzichten de zaligheid zelve, maar eigenlijk brandde ik van verlangen om gewoon verder te rijden en verderop te voet de wildernis in te trekken.

Vlak voor de weg doodliep parkeerden we de auto aan het trailhead van de wandeling naar Sentinel Dome, een granieten berg met afgeronde top die uitzicht bood op Yosemite Valley. De tocht was licht, de berglucht verkwikkend en het uitzicht van de top grandioos. We klommen recht naar de top van de granieten koepel en aan onze voeten ontvouwde zich een vallei die bezaaid was met dichte bossen en waar sprookjesachtige watervallen op uitkwamen. De randen werden gevormd door steile rotskliffen.We keerden terug om water in te slaan en vertrokken prompt op een tweede tocht naar een tweede uitzichtpunt dat afgebakend werd door een afgrond die je naar adem deed happen. Enkele tienerjongens kropen op hun buik tot bij de rand om in de diepte te kunnen kijken. Aan de andere kant van de vallei stak “El Capitan”, de hoogste rotswand van Noord-Amerika, 900 meter boven de groene valleibodem uit.

Op de terugweg vervoegden we de drommen toeristen die aan de ingang van Yosemite Valley het meest gefotografeerde beeld van het Nationale Park nog maar eens op de gevoelige sensor wilden vastleggen. Het kon me niet veel schelen dat ik een kuddedier was geworden want het zicht dat zich bij het uitkomen van de tunnel ontvouwde maakte mijn ogen waterig. We raakten in gesprek met een gezette vijftiger die dezelfde camera had als ik en die oprecht geïnteresseerd was in onze reis. Hij vertelde over zijn legerdienst in San Francisco waar hij elke morgen wakker werd met het beeld van de Golden Gate Bridge in de rollende mist. “Aaah San Francisco….  that’s….quite a city.” Hij lachte even alsof hij een verre herinnering bovenhaalde. “…quite a city…” We schudden handen en haastten ons naar de auto om de toeristentrein voor te zijn. Mariposa, het dorp waar ons motel lag, betekende nog ruim een uur on the road.

Een aardig dorpje, Mariposa. En een aardig motelletje, zo op het eerste zicht. Langs de hoofdweg zagen we tal van restaurants en bars, en we verheugden ons op een avond waarop we niet zouden moeten toegeven aan een Subway, Pizza Hut of Mc Donald’s. Nee, dit was een écht dorp. Rough Guide stuurde ons naar een modern restaurant met een uitgebreide wijnkaart, heerlijk eten en een goedlachse uitbater die ons met enige trots vertelde dat de lokale Cabernet Sauvignon die we besteld hadden geproduceerd was door een persoonlijke vriend van hem.
Met voldane glimlach en een klein stukje in de hielen van onze voeten keerden we naar het motel terug. Het lachen verging ons wel toen we op de muur een groot keverachtig wezen ontdekten dat veel weg had van een grote kakkerlak, maar dan zonder voelsprieten en mét vleugels. Ik zette er snel mijn schoen tegen waarna het schepsel in platte toestand in de hoek op de grond viel. Ik vertikte het om het kadaver (want zo kun je het het beste omschrijven) op te ruimen. Na een grondige inspectie van de kamer op ander levend wezen kroop ik aarzelend tussen de dekens en droomde ik met veel tussenpauzes van allerlei beestjes. Wat ik ondertussen niet kon zien, was dat een dichte kolonne mieren de kamer binnendrong via een kier in het raam om te beginnen met de ontleding van het kadaver dat in de hoek lag.

Plaats een reactie