Speelkameraadje

De Standaard Weekend, onverantwoord interessant, beweert de reclame.

Jaja, ongetwijfeld, maar De Morgen heeft wel een exclusief interview met Sigur Rós, en die geven er misschien 2 per jaar.

Het is een dubbelinterview met Jon Birgisson, de zanger, en Eva Vermandel, de Belgische fotografe die met hen op tournee is geweest en daar een naar verluidt prachtig fotoalbum van heeft gemaakt.

De journalist vraagt haar of ze bewust een hele kleine camera gebruikt, om zo wat onopvallender te zijn.
Eva’s antwoord:

“Ik gebruik altijd hele kleine, líeve toestellen. De Fuji die ik voor het Sigur-Rósboek heb gebruikt maakt een heel mooi geluid als je er mee afdrukt. Als een speelgoedcameraatje, bijna. Ik ben altijd heel intensief bezig met het effect van mijn camera’s op de mensen die ik fotografeer.”

Je moet een vrouw zijn om zo over je camera te spreken. De eerste keer las ik zelfs “speelkameraadje” in plaats van “speelgoedcameraatje”. Het speelkameraadje draagt toch mijn voorkeur weg…. Op het vlak van woordenschat dan.

Onopvallendheid en discretie zijn niet bepaald criteria geweest waarop ik een camera beoordeelde bij de aankoop ervan. Mannen zijn materiaalfreaks, en de camera is in soms belangrijker dan de foto’s die je ermee maakt. Geen mening, enkel een vaststelling.

Je kan dan vol jaloesie en bewondering staan staren naar iemand die met hét van hét aan het fotograferen is, terwijl enkel de foto’s die hij of zij neemt dat zouden mogen verdienen. Voor hetzelfde geld maakt hij/zij er absolute misbaksels mee. Hiermee een oproep tot alle fotografen, inclusief mezelf: overstijg eens je materiaal.

Mijn K10D (Pentax) is niet bepaald een speelgoedcameraatje en nog veel minder een speelkameraadje. Het is eerder een luidruchtige nonkel op het einde van een kerstfeest dat weer veel te lang geduurd heeft. Indiscreet, soms eens onbeschoft, irritant.

Ik herinner me deze foto:

Eerst vond de autofocus geen ankerpunt, dus draaide de ring door, en door, en door, en door. Heen, en terug, en heen, en terug, daarbij een geluid producerend dat mij, gehurkt in de hoek van de ruimte, ineen deed krimpen.
Een serene, muisstille zaal in het Museum voor Schone Kunsten, en dan opeens dat snerpend gezoem, 3 of 4 keer kort achter elkaar.

Toen het dan toch lukte te focussen kwam dat vreselijke shuttergeluid. De *KLAK*, alsof iemand een meetlat laat vallen.

Toen ik opkeek waren alle ogen op mij gericht. Genant.

Trammuseum

Schattig he? Zie die lampjes 🙂

Impressies vanuit Belgiës belangrijkste museum

Parijs heeft het Louvre, Londen het British Museum, New York het MoMA, Wenen het Belvedere, Rome het Vaticaanmuseum, enz.  Zo heeft Brussel het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van België, wat zo’n beetje het belangrijkste museum is van ons land. Een schande dus dat ik het nog niet eerder bezocht had en de hiervoor genoemde musea wél (behalve MoMA, ik weet niet waarom).

Het was warm, maar het regende toen ik afgelopen dinsdag Outro ontmoette aan het Centraal Station. Uitstekend weer voor een museumbezoek, dat wel. Het Museum voor Schone Kunsten is in omvang natuurlijk peanuts vergeleken met het British Museum of het Louvre, maar u zal waarschijnlijk raar opkijken als ik vertel dat het 2 verdiepingen boven de grond telt, en 6 “onder de grond”. Dat laatste tussen aanhalingstekens want het museumcomplex is tegen de flank van de Kunstberg gebouwd.

Bovengronds was er de “oude kunst”, ondergronds de “moderne” kunst, zijnde vanaf de 19e eeuw. Vreemde vaststelling: stipt om 13u wordt het ondergrondse deel een uur gesloten zodat al het personeel samen kan gaan lunchen. Ja, inderdaad: zoals de Post en de Gemeente! Ik moest daar ook aan denken!

Nog een vreemde – genante – vaststelling: in ruimtes waar het muisstil is klinkt de autofocus van mijn camera als een boormachine, zeker als het nogal duister is. Na 3 keer de aandacht van een volledige zaal op mijn dak te hebben gekregen, ging ik over op manuele focus.

Naarmate we dieper en dieper naar beneden gingen werd de tentoonstelling surrealistischer, kubistischer en abstracter. Toen we in de diepste krocht van het museum aanbeland waren, wisten we zelfs al niet meer zeker of we nu naar kunst aan het kijken waren of naar doodgewone blokjes aan de muur of een ordinair brandblusapparaat. Ik overdrijf niet! We waren letterlijk op zoek naar een bordje aan de muur om te bepalen of iets kunst was of niks meer dan een paar TL-buizen. De blokjes bleken kunst te zijn, de TL-buizen ook, maar dat brandblusapparaat was jammergenoeg niet meer dan een brandblusapparaat. Wel een mooi brandblusapparaat. Ik zou het zeker aan mijn muur kunnen hangen met een bordje “Brandblusapparaat Aan Muur (2008)”.

Dan Flavin

Terwijl ik bovenstaande foto nam, stond ik zonder het door te hebben bovenop een kunstwerk. Een kunstwerk waarvan Outro voordien nog zei: “het zijn gewoon tegels, anders zou er wel één of andere afsluiting rond geweest zijn”. Blijkbaar was dat juist de point van het kunstwerk, nl. dat je erover kunt lopen. Maar dat hadden we toen niet door.

Sommige werken willen blijkbaar de kloof tussen bezoeker en kunstwerk overbruggen. Je kan erover lopen zoals bij de tegels van Carl Andre, of je kan er zelf deel van uitmaken zoals bij Michelangelo Pistoletto.

Ha, kijk! ‘T is ik! En don’t be fooled: dit is geen gordijn. Het is enkel de afbeelding van een gordijn, geschilderd op een spiegel.

In 2009 opent het Magritte-Museum in een bijgebouw van het Koninklijk Museum. Ik hoop voor hen dat ze tegen die tijd wat meer Magrittes zullen hebben want ik vond het eerlijkgezegd wat magertjes.

Al bij al is het museum groter dan je denkt, en zeker z’n geld waard: 3,5€ voor een student, 5€ voor de rest. We zijn 2u binnengeweest en hebben de gewone collectie bezocht, en dus niet de tijdelijke tentoonstellingen (duurder).